Zoals in de vorige aflevering weergegeven: zolang er geen rente wordt berekend is het lenen en uitlenen van geld een zaak van onderling vertrouwen. Leningen vinden daardoor op relatief kleine schaal plaats en er is weinig administratie nodig.

Rente brengt een fundamenteel andere manier van kijken en denken met zich mee. Vorige keer noemde ik rente als een manier om de  weerstand te overwinnen om tijdelijk afstand te doen van je geld. Het uitgeven van de lening wordt dan eigenlijk sparen genoemd, waarvoor je een spaarrente krijgt. Een andere reden voor rente kan natuurlijk ook zijn dat  de administratie en het organiseren van de leningen bepaalde vaardigheden vergt die niet iedereen heeft. Dat is dan op zich een specialisme, in die geval van Wouter. Omdat Wouter goed kan administreren, willen mensen als Otto en Karel dat Wouter voor de hen de zaken rondom de leningen regelt. Dat kost Wouter natuurlijk tijd en daarom is rente ook nodig om zijn boterham met beleg mogelijk te maken. De rente voor de boterham van Wouter én de rente voor de inbrengers van geld moet worden opgebracht door degenen die het geld van de bank lenen. Dan ziet het er zó uit:

Geld-plaatjes4

Essentieel is dat, hoewel de vergoeding van Wouter helemaal terecht is, er afgedaan (of toegevoegd) wordt aan geld als ruilmiddel. De handelingen rondom het geld kosten geld en voegen dus op zich geen waarde toe (d.w.z. geiten, truien of pastinaak). Je kunt wel zeggen dat Wouter werkzaamheden uit handen neemt van mensen die de voor die producten zorgen en deze kunnen dus meer tijd besteden aan hun productie.

De hoogte van de rente is een volgende stap. De rente voor lenen en sparen wordt vastgesteld door de bank. Het hangt er vanaf welke doelstellingen gelden. De eigenaar van de bank bepaalt de deze doelstellingen. Als de bank een coöperatieve vereniging is (zoals  de Rabobank nu nog is) zijn de leden de eigenaar en bepalen die (indirect) de rente. Als de bank op de beurs genoteerd is, wordt die (eveneens indirect) bepaald door de aandeelhouders. Als de bank geen winstdoelstelling heeft, is die bank in principe goedkoper dan een bank met winstdoelstelling. Het voordeel van een vereniging is dat het eigendom ligt bij de mensen die gebruik maken van de bank. Het financiële en functionele belang overlappen. Een aandeelhouder op de beurs heeft een dergelijk functioneel belang niet, en heeft dus alleen financiële belang.

Dit is een erg versimpelde weergave. De werkelijkheid is echter complex. In volgende posts ga ik in op de ontwikkelingen die (mede, uiteindelijk) leid(d)en tot een crisis. Om te beginnen hoe banken zelf geld kunnen maken (jawel!).