WE-THINK van Charles Leadbeater (ISBN 978 90 5261 734 3) betreft een beschouwing van de komst van het gemeenschappelijk denken en doen, vooral zoals dit mogelijk gemaakt wordt door de nieuwe technologie, zeg maar web 2.0.

Cover van het boekHet boek beoogt een onderbouwd en gebalanceerd beeld te geven van de mogelijke betekenis. Er is veel achtergrondinformatie verwerkt in het boek, inclusief voorbeelden van pogingen tot WE-THINK toen dergelijke woorden nog niet bestonden en de huidige technologie soms nog eeuwen in het verschiet lag. Het is wel leuk om te zien dat de basisprincipes al oud zijn: samen kun je meer dan alleen. Bekende voorbeelden van WE-THINK zijn bijvoorbeeld: Wikipedia, Sourceforge en Creative Commons.

Een leuke metafoor voor WE-THINK is het strand. Het strand is van niemand, maar iedereen mag er komen. Er is een vorm van collectieve besluitvorming over wie waar gaat zitten/liggen. Er zijn vaak een aantal algemene spelregels en er zijn mensen die – meer dan anderen – toezicht houden. En er zijn vervelende rotjochies die proberen de boel te stangen…

Leadbeater maakt ook een vertaling naar de onderneming. Wat betekent WE-THINK voor Innovatie, Consumenten, Werk, Leiderschap en Eigendom? Van “Kennis is macht” naar “Delen is kracht”. De impact die je op de maatschappij hebt wordt niet meer bepaald door wat je bezit, maar door wat je deelt: “Je bent wat je deelt”. De implicaties daarvan zijn groot.

Vervolgens de hamvraag: “Ten goed of ten kwade?”. Op drie belangrijke dimensies (democratie, gelijkheid en vrijheid) schetst Leadbeater belangrijke risico’s. Maar op alledrie deze dimensies komt hij tot de conclusies dat de wereld er beter van wordt. Misschien minder merkbaar in gebieden waar deze drie dimensies redelijk goed voor elkaar zijn, maar wel juist daar waar er nog veel te verbeteren valt. De huidige ‘Arabische lente’ is daarvan misschien wel een voorbeeld. Daar is de invloed van sociale media goed merkbaar.

Op de één of andere manier moet ik aan de Maslov piramide denken. In de zin van: moet er niet nog een niveau bij? Dat komt hiervandaan: In de prehistorie bestond de wereld voor een persoon uit zijn eigen familie of hoogstens een stam. De eerste twee niveaus van Maslov (fysiologische behoeften en veiligheid) waren dan wel zo’n beetje het maximaal haalbare. Later, in de tijd van agrarische ontwikkeling kwamen er dorpen en nog later steden met handel en culturele ontwikkeling. De sociale context werd daardoor een vanzelfsprekend verschijnsel, waarin we verwachtingen kregen over elkaars gedrag, Maslov’s niveau 3. In de groeiende democratische ontwikkelingen in de afgelopen eeuwen, zoals de komst van het stemrecht, zijn mensen ontegenzeggelijk méér gelijk geworden (met alles wat daaraan nog ontbreekt: “All animals are equal but some animals are more equal than others”). Hiermee krijgt gelijkheid en erkenning van waardigheid een algemene waarde, het is iets geworden waar je recht op hebt.

In de afgelopen decennia is er ook een algemeen gevoel gegroeid dat je er recht op hebt om jezelf te ontplooien. Soms wordt het als een plicht gezien: als je het niet doet, is het ‘je eigen schuld’. Deze uitspraak horen we wel eens uit de Verenigde Staten. In onze, meer Rijnlandse, omgeving vinden we dat we naast onze eigen ontplooiing ook nog wel iets te maken hebben met de ontplooiing van een ander. Het gevolg daarvan zijn bijvoorbeeld sociale voorzieningen voor mensen die zichzelf niet kunnen ontwikkelen en de redelijk algemene overtuiging dat we onze ontwikkeling niet ten koste van de ander (mens én milieu) willen laten gaan. Is dat omdat we het vierde niveau niet willen ontgroeien? Vinden we dat zelfontplooiing het risico van doorschietend individualisme heeft? Misschien hebben we zelfs wel een verschillend beeld bij het begrip zelfontplooiing? Of misschien komt het omdat Maslov een Amerikaan was en dus door de ideeën van de samenleving in zijn omgeving gevormd was?

Wat ook nog zou kunnen is dat we “zelfontplooiing als hoogste goed” ondertussen wel een beetje hebben gezien. De voorbeelden waar het toe kan leiden als mensen de eigen ontplooiing boven die van anderen stellen zijn immers alom aanwezig. Misschien zou je daarom ook wel kunnen stellen dat zelfontplooiing mooi is, maar dat het níet het hoogste goed is. Dat er misschien nog wel een niveau bovenop de piramide hoort dat de gemeenschappelijke ontplooiing benadrukt als een behoefte aan een betere wereld. Niet omdat dit voor de persoon of de groep wat oplevert, maar voor de mensheid als totaal. Het gaat verder dan de individuele behoefte aan erkenning en waardering, het gaat verder dan zelfontplooiing, het gaat om wereldontplooiing.

En dat is nu net waarom ik na het lezen van dit boek aan Maslov moest denken. De nieuwe media geven ons voor het eerst in het bestaan van de menselijke samenleving de mogelijkheid om eenvoudig en zonder noemenswaardige kosten wereldwijd te communiceren en samen te werken met échte resultaten. Het is opvallend dat mensen hun betekenisvolle bijdragen vaak geheel gratis leveren (er gaan zelfs ideeën rond dat we straks geen geld meer nodig hebben, dan verandert er pas wat in de wereld!). Alleen al het besef dat je ‘samen’ een verschil kan maken in de wereld, maakt dat mensen er graag zonder tegenprestatie aan meewerken. Dat betekent dus ook dat de mens hiermee in een concrete behoefte (van zichzelf, van de samenleving?) voorziet!

Dat WE-THINK deze gedachten bij mij wakker gemaakt heeft, betekent ook dat ik het met genoegen gelezen heb.

Wat vinden jullie ervan, een nieuwe verdieping óp de piramide van Maslov?

Aad van Dorp

[twitter-follow screen_name=’kwali_nar’ show_screen_name=’yes’]