Banken met een winstdoelstelling vragen zich af hoe ze zoveel mogelijk geld kunnen verdienen. Dat is immer hun statutaire doelstelling. Een belangrijke manier is door geld te maken. Je zou denken dat alleen centrale banken dat mogen, maar dat is niet zo, iedere bank kan het. Maar wel anders dan door het drukken van bankbiljetten. De reden is dat banken niet het gehele bedrag beschikbaar hoeven te houden van aan hun verstrekte leningen. Een deel van het geld mag weer uitgeleend worden. De achtergrond hierbij is dat in een normale situatie niet iedereen tegelijk zijn geld terug zal willen vragen, want dat hangt af van de individuele behoeften, die op verschillende tijdstippen plaatsvinden.
Voorbeeld:
- De bank krijgt van Otto € 1000 voor een rente van 2%.
- Stel dat de bank 10% van het gespaarde bedrag in reserve wil houden. Dan kan de bank € 900 uitlenen voor krediet (à 8%) aan Karel.
- Karel koopt daarmee spullen koopt van Frans, die daarvan € 600 aan zijn spaarrekening (à 2%) toevoegt.
- De bank leent dan daarvan weer € 500 (à 8%) aan Simon voor een nieuwe zaagmachine.
- Netto heeft de bank dan € 1600 aan ontvangen leningen staan (à 2%) en € 1400 aan uitstaande leningen (à 8%)
Dit voorbeeld is eenvoudig gehouden, maar maakt wel duidelijk dat bij herhaaldelijke toepassing van deze handelswijze, een bank een veelvoud van het ontvangen bedrag kan uitlenen. Daardoor ontstaat meer geld dan er was. Alleen staan er telkens ontvangen leningen tegenover uitstaande leningen. Maar het opgetelde renteverschil tussen ontvangen en verstrekte leningen neemt dus ook toe, wat goed is voor de winst van de bank. Dit gaat prima …. zolang sprake is van de ‘normale’ situatie uit de eerste alinea.
Die normale situatie is gebaseerd op veronderstellingen over hoe mensen zullen reageren in bepaalde omstandigheden. Als er veel onzekerheid in die ‘normale situatie’ is, zal zich dat (moeten) vertalen in een groter reserve-percentage dat niet wordt uitgeleend. Als er weinig onzekerheid is, kan juist meer worden uitgeleend. Omdat de bank baat heeft bij zoveel mogelijk uitlenen, zal ze graag een laag reservepercentage willen en dus hopen/sturen op een situatie met weinig onzekerheid. De winstverwachting van een bank hangt dus af van de onzekerheid bij de consumenten die geld uitlenen.
Het is goed om op te merken dat een bank niet zomaar het reservepercentage kan veranderen. Want stel dat de bank 90% doorleent van het ontvangen bedrag. Dan is er sprake van ongeveer 10 keer zoveel aan ontvangen leningen als de reserve bedraagt. Als je daar 20% van zou maken is dat ongeveer 5 keer en heeft de bank ineens twee keer zoveel uitgeleend als verantwoord is! Maar dat uitgeleende geld ligt wel vast (bijv. in hypotheken en investeringen van ondernemers) en kan dus niet ineens worden teruggevraagd.
Maar ook als de onzekerheid toeneemt is er niet direct een probleem, alleen is dan de kans op bijv. een situatie dat veel mensen tegelijk hun geld terug willen groter. Moeilijk punt is dat het gedrag van individuele mensen vaak als onafhankelijk van elkaar wordt beschouwd. Maar dat is ten onrechte. Door publiciteit, als dan niet op feiten of persoonlijke grieven gebaseerd, kan het zomaar gebeuren dat meer geld wordt teruggevraagd dan de bank in reserve heeft. En dan is Wognum Leiden in last…
Banken maken/creëren geen geld. Dat is voorbehouden aan centrale banken. Als een centrale bank geld creëert (= bijdrukken), dan vergroot daardoor de geldhoeveelheid. Banken lenen geldt uit, maar vergroten daarmee de geldhoeveelheid niet. Althans dat is tot nu toe de economische theorie hierover. Als banken geld uitlenen, gebeurt er natuurlijk wel wat. Ook lopen de banken daarbij risico’s, dat het op een gegeven moment mis gaat. Daarom moeten banken zich aan regels houden. En is er toezicht op die banken of ze zich aan de regels houden. De huidige crisis heeft meerdere oorzaken. Maar de oorzaak is niet op zich dat banken geld uitlenen, dat spaarders bij hen hebben ondergebracht. Ook is het economisch logisch dat spaarders rente krijgen. De rente is nl. een vergoeding voor de spaarder. Problematisch wordt het voor het financiële systeem als toezichthouders geen toezicht houden op de regels, als banken allerlei produkten gaan verkopen die niemand meer begrijpt, maar die voor de banken wel inkomsten opleveren. En een probleem is/wordt het als particulieren veel te hoge leningen hebben uitstaan, die ze nooit kunnen terugbetalen en als banken veel te hoge hypotheken verlenen (in verhouding tot de inkomsten van de hypotheeknemer), die ook nog eens de huizenprijzen gaan opdrijven en waar ook nog eens een hypotheekrente-aftrek bestaat, waardoor mensen ook weer een hogere hypotheek gaan afsluiten dan eigenlijk bij hun inkomsten past. Het financiële systeem slaat op hol en staat niet meer in verhouding tot de reële economie, dit is de economie van de fysieke produkten en diensten.
Als de winsten dan jarenlang voor de banken zijn, maar als het misgaat de verliezen afgewenteld kunnen worden op de belastingbetaler, die echter ook niet maar onbeperkt met allerlei belastingen geconfronteerd kan worden. Dan belanden we in een wereld waar te weinig waarde gecreëerd wordt, waar te weinig waarde wordt toegevoegd en dan is er minder welvaart (te verdelen), inclusief welzijn. Gelukkig zijn er dan nog kwaliteitskundigen, die juist met het creëren van waarde bezig zijn.
Jacqueline, bedankt voor je reactie! Eigenlijk ben ik het helemaal met je eens. En het fascineert me. Wat zijn de mechanismes dat zoiets kan ontstaan? Laat ik niet teveel vooruit lopen op nog komende afleveringen. Maar ik ga het nog hebben over toezichthouders, over onbegrijpbare producten en de afstand tussen de reële economie en de financiële economie. Alleen al die twee begrippen tegenover elkaar zetten is leuk: de financiële economie is dus niet reëel? Er zijn vast voors en tegens. En ook over het kwaliteitsdenken, iets dat me natuurlijk uit het hart gegrepen is.
Groet!
Aad
Reblogged this on kwalitisme.
John, bedankt!